British Motor Corporation

De British Motor Corporation (BMC) Ltd was een Britse autobouwer door het samengaan van Austin Motor Company en de Nuffield Organisation (eigenaar van autobouwer Morris Car Company, MG, Riley en Wolseley). BMC startte in 1952. Het was de voorganger van British Leyland Motor Corporation.

British Motor Corporation BMC Ltd
Oprichting1952
Opheffing1966
HoofdkantoorLongbridge, Engeland, UK
Opgegaan in British Motor Holdings (BMH)
Portaal    Economie

Organisatie

Een BMC-aandeel
Een BMC-ambulance
Een Austin Mini Super-Deluxe uit 1963
De Mini was BMC's best verkopende auto
Een Riley 4/72 uit 1965

BMC was de grootste Britse autobouwer van zijn tijd (in 1952) met 39 percent van de Britse autoproductie, een waaier van merken en modellen in de autosector zoals Austin, Morris, MG, Austin-Healey, Riley, Wolseley, in de bedrijfswagenmarkt en zelfs landbouw tractoren. De eerste voorzitter was Lord Nuffield (William Morris) maar hij werd reeds in augustus 1952 vervangen door de vroegere Austin-directeur Leonard Lord die de functie zou blijven vervullen tot zijn 65e verjaardag in 1961. Hij werd bijgestaan vanaf 1956 door managing director George Harriman.

BMC's hoofdkwartier was gevestigd in de Austin-fabriek te Longbridge in de buurt van Birmingham omdat Austin de dominante partner van de groep was. Het gebruik van de door Morris ontwikkelde motoren werd gestopt binnen de eerste drie jaar na de samensmelting en alle nieuwe auto ontwerpen werden aangeduid met ADO ("Amalgamated Drawing Office"). De Longbridge fabriek was zeer up to date, nadat men deze fabriek fundamenteel gemoderniseerd had in 1951. De Austin fabriek werkte aanzienlijk efficiënter dan de zestien Nuffield-fabriekjes die verspreid waren over de Engelse Midlands. Het Austin management was vooral op het vlak van kostencontrole en marketing echter niet zo goed als dat van Nuffield. Toen de markt veranderde van een markt met tekorten naar een competitieve markt werd dit probleem zeer goed voelbaar. Het verkoopsucces de Mini werd door Ford Motor Company geanalyseerd en men kwam daar tot de conclusie dat BMC ongeveer £30 per verkochte auto verlies leed. Het resultaat was dat ondanks de goede volumes, het marktaandeel kromp en dat ook de winstgevendheid verminderde en dus werd er minder geïnvesteerd in nieuwe modellen of modernisering van het aanbod. Uiteindelijk ging BMC op in British Leyland Motor Corporation.

Op het moment dat de bedrijven werden samengevoegd was er reeds een zeer goed uitgebouwd dealernetwerk voor elk merk afzonderlijk. Bij het Britse publiek was er een sterke merk-loyaliteit, ook al omdat elk merk zich op andere marktsegmenten richtte. Slechts op bepaalde vlakken was er dus concurrentie tussen de merken. De Riley- en Wolseley-modellen verkochten in kleine aantallen. De styling (vormgeving) van de auto's werd oubollig en dat was dan ook de reden voor Leonard Lord om beroep te doen op de diensten van een externe stylist.

BMC Farina

In 1958, BMC huurde Battista Farina in on zijn hele autolijn te moderniseren. Het resultaat waren de fameuze drie "Farina" saloons, elk model werd "badge-engineered" om in het BMC aanbod te passen:

  • De compacte Farina werd gelanceerd in 1958 Austin A40 Farina. Dit wordt in het algemeen de eerste in massa geproduceerde hatchback genoemd. Er werd ook een kleine estateversie gebouwd met een horizontaal gedeelde tailgate, zijn omvang en configuratie zouden hem nu klasseren als een kleine hatchback. De Mark II A40 Farina werd gelanceerd in 1961 en werd verder geproduceerd tot 1967. Deze kleine wagens gebruikten de viercilinder BMC A-motor.
  • De middelgrote Farinas werden gelanceerd in 1958: Wolseley 15/60 alsook de Riley 4/68, Austin A55 Cambridge Mk. II, MG Magnette Mk. III en de Morris Oxford V. Later werd de design onder licentie geproduceerd in Argentinië onder de naam Di Tella 1500/Traveller/Argenta. De middelgrote wagens gebruikten de viercilinder BMC B-motor. De modellen werden geproduceerd tot 1961, maar de Argentijnse Di Tellas bleven tot 1965. In 1961 kregen al deze modellen een facelift en een andere naam zoals de Austin A60 Cambridge, MG Magnette Mk. IV, Morris Oxford VI, Riley 4/72, en Wolseley 16/60. Deze modellen bleven in productie tot 1968, de Wolseley en Morris zelfs tot 1971.
  • Ten slotte ontwierp Farina ook een grote auto. Gelanceerd in 1959 als de Austin A99 Westminster, Vanden Plas Princess 3-Litre enWolseley 6/99, maakten deze modellen gebruik van de zescilinder BMC C-motor. Na een facelift in 1961 werden deze modellen de Austin A110 Westminster, Vanden Plas Princess 3-Litre en Wolseley 6/110 genoemd, en bleven in productie tot 1968.
Zie de categorie BMC vehicles van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.