< Oudgrieks

--Inleiding--


--Basiscursus--

  1. Inleiding
  2. Een korte geschiedenis
  3. Blok 1
  4. Blok 2
  5. Blok 3
  6. Blok 4
  7. Blok 5
  8. Blok 6
  9. Samenvatting
  10. Afsluiting


--Taaloverzicht--

  1. Klankleer
    1. Alfabet
  2. Vormleer
    1. Lidwoorden
    2. Zelfstandige naamwoorden
    3. Adjectieven
    4. Bijvoeglijke naamwoorden
    5. Werkwoorden
      1. Indicatief | Praesens
      2. Conjunctief | Aoristus
      3. Optatief | Perfectum
      4. Imperatief | Plusquamperfectum
      5. Participium | Imperfectum
      6. Infinitief | Futurum
    6. Voornaamwoorden
    7. Bijwoorden
    8. Telwoorden
  3. Syntaxis
    1. De zin


--Woordenlijst--



WSBN nl-4-42-422-00001

Griekse werkwoorden zijn, anders dan in het Nederlands, met ingesloten onderwerp. Een Nederlander zou bijvoorbeeld niet kunnen zeggen: "komt", een Griek wel. Er kan in het Grieks echter wel een onderwerp zijn, dat staat dan in de nominativus. Sommige werkwoorden hebben nog een extra woord nodig, dat staat dan in een bepaalde naamval. Dat is meestal een genitivus/dativus, maar kan ook accusativus zijn.

Griekse werkwoorden kennen meestal drie vormen: een actieve, een mediale en een passieve:

  1. Actieve vorm
  2. Mediale vorm: zit meestal tussen actief en passief in (ik word gedragen). Het komt soms overeen met ons wederkerend werkwoord (Ik was me, jij wast je), dergelijke werkwoorden worden dan ook wel mediale werkwoorden genoemd omdat ze geen actieve vorm kennen.
  3. Passieve vorm
Deze pagina is vrijgegeven onder de GNU Free Documentation License (GFDL) en nog niet onder CC-BY-SA. Klik hier voor meer informatie.
This article is issued from Wikibooks. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.