< Magie
Magie



Westerse magische tradities kennen momenteel een internationale opleving. Gnostiek en de hermetica, de middeleeuwse kabbala, tarot en alchemie, en - meer recentelijk- rozenkruisers en de vrijmetselarij, legden gezamenlijk de basis voor de moderne revival in interesse voor magie. Het beginpunt hiervan ligt voor Europa aan het eind van de negentiende eeuw. Westerse magie is sindsdien steeds meer eclectisch geworden, op basis van uiteenlopende bronnen als klassieke Grieks-Romeinse mythologie, Keltische kosmologie, kundalini-yoga en tantra,sjamanisme, chaostheorie, en de spirituele tradities die in verschillende culturen in verband worden gebracht met de universele Godin.

19e-eeuws occultisme

De twee belangrijkste stimuli tot vernieuwing van het 19e-eeuws westers esoterisme kwamen aanvankelijk uit het 18e-eeuwse werk van de Zweedse wetenschapper en mysticus Emanuel Swedenborg en de Duitse arts Franz Anton Mesmer. Swedenborgs ideeën inspireerden in de 19e en 20e eeuw schrijvers over spiritualisme, metafysica en occultisme. Mesmer was de uitvinder van de theorie en de praktijk van het "dierlijk magnetisme" dat later bekend werd onder de naam mesmerisme. Vanuit het mesmerisme ontstond het spiritualisme dat in Europa en de VS omstreeks 1850 enorm populair werd als tijdverdrijf, met bewust opgewekte somnambulistische trances en seances met geesten (poltergeisten).

Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw zouden veel esoterische tradities uit de middeleeuwen en de renaissance herontdekt en aangepast worden door individuen en groepen die 'een derde weg' zochten tussen het christendom en het positivisme van de moderne wetenschap. Eliphas Lévi was de voortrekker van het Franse occultisme. Met zijn boeken over magie en kabbala lag hij mee aan de basis van een heropleving van het occultisme. Daarin speelde ook Papus (Gérard Encausse) een grote rol. Bij de Engelstalige esoterici legde Helena Blavatsky met Isis Unveiled (1877) en The Secret Doctrine (1888) het fundament voor een nieuwe "occulte wetenschap" (zie volgende paragraaf). De Theosophical Society die zij in 1875 in New York oprichtte, speelde een belangrijke rol in het verspreiden van het esoterisch gedachtegoed. De moderne theosofie werd uitgedragen door twee van haar discipelen, Annie Besant en Charles Webster Leadbeater.Rudolf Steiner gaf met zijn Antroposophical Society een meer christelijke interpretatie van de theosofie. In Engeland ontwikkelde de orde van de Golden Dawn een heel magisch systeem rond de kabbala en de sefirot, wat andere groepen inspireerde om ook eigen geheime ordes in het leven te roepen.

20e eeuw tot heden

De twintigste-eeuwse westerse esoterie levert een bijzonder eclectisch beeld op, met allerlei neopaganistische groepen, in navolging van het in Engeland omstreeks 1950 ontstane wicca, de nieuwe hekserij die vooral in Angelsaksische landen grote populariteit genoot. In de tweede helft van de twintigste eeuw wordt tot slot de term new age geïntroduceerd om allerlei alternatieve stromingen en ideeën aan te duiden die waren gevormd uit een mix van westerse en oosterse spiritualiteit. Magie maakt daar deel van uit.

This article is issued from Wikibooks. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.