< Magie
Magie



In de periode van het renaissance-humanisme (15e en 16e eeuw) was er een heropleving van hermetiek en neoplatonische varianten van ceremoniële magie. De 'zeven magische kunsten' (artes prohibitae, kunsten verboden bij canonieke wet) zoals geformuleerd door Johannes Hartlieb in 1456 waren:

  1. nigromantie (zwarte magie, demonologie, necromantie)
  2. geomantie (aardevoorspelling)
  3. hydromantie (watervoorspelling)
  4. aëromantie (luchtvoorspelling)
  5. pyromantie (vuurvoorspelling)
  6. chiromantie (handleeskunde)
  7. scapulimantie (schouderbladlezen)

Zowel de burgerij als de adel van de 15e en 16e eeuw was gefascineerd door deze kunsten die een exotische aantrekkingskracht op hen uitoefenden, vooral doordat ze in verband werden gebracht met Arabische, Joodse en Egyptische bronnen.

In Europese intellectuele kringen verdeelde men magie in drie soorten: natuurlijke, demonische en bedrieglijke magie goocheltrucs. Bij de eerste vorm onderzocht men de verborgen wetten van de natuur middels techniek, fysica, chemie en biologie. Natuurlijke magie kon gemakkelijk overgaan in demonische magie, omdat men goede engelen of geesten opriep tijdens de esoterische of ceremoniële magie. Bekende voorbeelden zijn John Dee en Heinrich Cornelius Agrippa von Nettesheim. Thomas van Aquino verwierp natuurlijke magie en de discussie ontstond of magie kon samengaan met het christelijk geloof.

This article is issued from Wikibooks. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.