< Alchemie
Alchemie

De vroegste Chinese alchemisten lijken de taoïsten geweest te zijn. Aan de oorsprong van deze traditie zou de wijze Lao Tzu liggen, die leefde omstreeks 550 v.Chr. De beschrijvingen van de Tao (de weg) hebben veel gemeen met de prima materia zoals bijvoorbeeld Paracelsus ze opvatte, namelijk als 'de Moeder van Alle dingen' waarbij alle dingen geschapen zijn uit een enkele materie.

Terwijl de westerse alchemie uitgaat van 4 elementen en 3 principes, maakt de Chinese alchemie gebruik van de elkaar complementerende principes van yin en yang. Yin representeert hierbij het passieve, vrouwelijke element, en yang het actieve mannelijke. (In de westerse alchemie vinden we ditzelfde idee terug onder verschillende namen: sulfur en mercurium, het vaste en het vluchtige, Sol en Luna, Koning en Koningin.)

Zoals ook in het westen het geval is, kwam alchemie in twee vormen voor:

  • een innerlijke, spirituele alchemie, Neidan genoemd
  • een praktische, (laboratorium)alchemie, Waidan genoemd

De 'uiterlijke' Waidan-alchemie was dominant tot ongeveer de 12e eeuw, waarna onder invloed van het boeddhisme Neidan de overhand kreeg. Het hoofddoel van Weidan was het ('gouden') elixer of de 'pil' van onsterfelijkheid. De Chinese alchemisten deden in hun laboratoria als gevolg van hun zoektocht naar dat elixer talrijke ontdekkingen en legden zo de fundering van de Chinese wetenschap en de scheikunde in het bijzonder.

This article is issued from Wikibooks. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.