ærme
Deens
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /ˈæɐ̯mə/
Woordafbreking
- ær·me
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Oudnoorse woord ermr
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | ærme | ærmet | ærmer | ærmerne |
genitief | ærmes | ærmets | ærmers | ærmernes |
Hyperoniemen
- [1]: beklædning
Afgeleide begrippen
|
|
Typische woordcombinaties
- [1]: det ene ærme
de ene mouw
- [1]: korte ærmer
korte mouwen
- [1]: lange ærmer
lange mouwen
- [1]: opsmøgede ærmer
opgerolde mouwen
- [1]: uden ærmer
mouwloos
Uitdrukkingen en gezegden
- [2]: binde på ærmet (føre bag lyset)
iemand iets aanpraten
om de tuin leiden
Latijns: Convicium convicio regerere.
om de tuin leiden
Latijns: Convicium convicio regerere.
- [2]: ha en trumf i ermet (ha en trumf i bakhånden)
een aas in de mouw hebben
iets achter de hand hebben
iets achter de hand hebben
- [2]: have knive i ærmerne
wachten op een kans om een onverwachte aanval te doen
- [2]: have noget i ærmet (have en overraskelse i ærmet / have en trumf i ærmet)
iets achter de hand hebben
- [2]: ryste ud af ærmet/ærmerne
iets uit zijn mouw schudden
- [2]: smøge ærmerne op
de handen uit de mouwen steken
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.