zwijmel
Nederlands
Woordafbreking
- zwij·mel
Werkwoord
vervoeging van |
---|
zwijmelen |
zwijmel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwijmelen
- Ik zwijmel.
- gebiedende wijs van zwijmelen
- Zwijmel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwijmelen
- Zwijmel je?
Gangbaarheid
- Het woord zwijmel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zwijmel' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.