zozeer
Nederlands
Woordafbreking
- zo·zeer
Bijwoord
zozeer
- in zo'n hoge mate (met als gevolg dat)
- Hij is ook koppig en zozeer overtuigd van zijn gelijk dat hij zijn standpunt niet wil verdedigen in een discussie. [1]
- niet ~: niet in de eerste plaats
- Het probleem is niet zozeer de invoering, maar de controle.
- Ze wonnen niet zozeer door goed te spelen, als wel door hard te werken.
Gangbaarheid
- Het woord zozeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zozeer' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.