ziener
Nederlands
Woordafbreking
- zie·ner
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ziener | zieners |
verkleinwoord | zienertje | zienertjes |
Zelfstandig naamwoord
ziener m
- Wat zich voor het oog van de ziener Johannes openbaart in het beeld van de glazen zee verscheen voor de poëtische blik van Novalis als de stad van Arktur. [1]
Afgeleide begrippen
- zienersblik
- zieneroog
Gangbaarheid
- Het woord ziener staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ziener' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Bock, E; L. Mirandolle en R. Hansen (1989). De Apocalypse: de tekenen des tijds in de Openbaring van Johannes, p. 60. Uitg.: Christofoor, ISBN 9789062383337.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.