woonde uit

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • woon·de uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitwonen

woonde uit

  1. enkelvoud verleden tijd van uitwonen
    • Ik woonde uit. 
    • Jij woonde uit. 
    • Hij, zij, het woonde uit. 

Gangbaarheid

  • Het woord woonde uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.