wist

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wist    (hulp, bestand)
  • IPA: /ʋɪst/
Woordafbreking
  • wist

Werkwoord

vervoeging van
weten

wist

  1. enkelvoud verleden tijd van weten
    • Ik wist. 
    • Jij wist. 
    • Hij, zij, het wist. 
vervoeging van
wissen

wist

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wissen
    • Jij wist. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wissen
    • Hij wist. 
  3. verouderde gebiedende wijs meervoud van wissen
    • Wist! 

Bijvoeglijk naamwoord

wist

  1. onverbogen vorm van de overtreffende trap van wis

Gangbaarheid

  • Het woord wist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.