wik
Nederlands
Zelfstandig naamwoord
wik v/m
- een doodlopend stuk sloot dat als haventje kan fungeren
- datgene wat op een waag gewogen wordt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
wikken |
wik
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wikken
- Ik wik.
- gebiedende wijs van wikken
- Wik!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wikken
- Wik je?
Gangbaarheid
- Het woord wik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'wik' herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.