wettig
Nederlands
Woordafbreking
- wet·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | wettig | wettiger | wettigst |
verbogen | wettige | wettigere | wettigste |
partitief | wettigs | wettigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
wettig
- in overeenstemming met de wet
- Hier valt niet over te twisten, dit is een wettig besluit!
Werkwoord
vervoeging van |
---|
wettigen |
wettig
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wettigen
- Ik wettig.
- gebiedende wijs van wettigen
- Wettig!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wettigen
- Wettig je?
Gangbaarheid
- Het woord wettig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'wettig' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.