waste

Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
  • was·te

Werkwoord
vervoeging van
wassen

waste

  1. enkelvoud verleden tijd van wassen
    • Ik waste. 
    • Jij waste. 
    • Hij, zij, het waste. 


Engels
Uitspraak
vervoeging
onbepaalde wijs to waste
he/she/it wastes
verleden tijd wasted
voltooid
deelwoord		 wasted
onvoltooid
deelwoord		 wasting
gebiedende wijs waste

Werkwoord

waste

  1. verspillen
  1. «They wasted millions by throwing money at the problem.»
    Ze verspilden miljoenen door het probleem met geld te bekogelen.
  2. slang: doden, van kant maken
  1. «The gang decided to waste him.»
    De bende besloot hem uit de weg te ruimen.
  2. geleidelijk wegkwijnen
  1. «He gradually wasted away.»
    Geleidelijk kwijnde hij weg.
enkelvoud meervoud
waste wastes

Zelfstandig naamwoord

waste

  1. woestenij, woestijn
  1. «That region is a desolate waste.»
    Dat gebied is een troosteloze woestenij.
  2. verspilling
  1. «The waste of the outgoing administration is appalling.»
    De verspilling van de scheidende regering is ontzettend.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.