wanhopig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wan·ho·pig
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen wanhopigwanhopigerwanhopigst
verbogen wanhopigewanhopigerewanhopigste
partitief wanhopigswanhopigers-

Bijvoeglijk naamwoord

wanhopig

  1. zonder hoop op een positieve uitkomst of althans sterk daaraan twijfelend
    • Hij zag een wanhopige blik in de ogen van zijn tegenstander en schepte daaruit moed. 
    • Enkele dagen geleden zijn ze naar het uitzetcentrum in Zeist gebracht en maandagochtend vroeg naar Schiphol. De advocate hoorde aan de stem van vader Hovik (38) dat hij wanhopig was. Zij sprak hem nog vlak voor hun vertrek. [1] 

Gangbaarheid

  • Het woord wanhopig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Reformatorisch Dagblad 21-1-2019 Advocate: Armeens gezin uitgezet
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.