voos

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voos
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bedorven’ voor het eerst aangetroffen in 1579 [1] [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen voosvozervoost
verbogen vozevozerevooste
partitief voosvozers-

Bijvoeglijk naamwoord

voos [3]

  1. zonder stevigheid (van vlees), sponsig
  2. zonder innerlijke kracht, waardeloos
  3. immoreel
    • Kent u de bond tegen alles wat vies en voos is? 
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
vozen

voos

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vozen
    • Ik voos. 
  2. gebiedende wijs van vozen
    • Voos! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vozen
    • Voos je? 

Gangbaarheid

  • Het woord voos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
79 %van de Nederlanders;
88 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.