voos
Nederlands
Woordafbreking
- voos
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | voos | vozer | voost |
verbogen | voze | vozere | vooste |
partitief | voos | vozers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
voos [3]
- zonder stevigheid (van vlees), sponsig
- zonder innerlijke kracht, waardeloos
- immoreel
- Kent u de bond tegen alles wat vies en voos is?
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vozen |
voos
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vozen
- Ik voos.
- gebiedende wijs van vozen
- Voos!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vozen
- Voos je?
Gangbaarheid
- Het woord voos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'voos' herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.