volgroeien
Nederlands
Woordafbreking
- vol·groei·en
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vol en groeien
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
volgroeien |
volgroeide |
volgroeid |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
(niet scheidbaar)
volgróeien
- volwassen worden, ontwikkelen, rijpen
- Het lichaam volgroeit en wordt geslachtsrijp.
- Over twee jaar zijn de plantjes volgroeid.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
volgroeien |
groeide vol |
volgegroeid |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
(scheidbaar)
vólgroeien
- vullen door middel van groei
- De vijver is volgegroeid met riet en waterplanten.
Gangbaarheid
- Het woord volgroeien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.