vleis

Achterhoeks

Zelfstandig naamwoord

vleis

  1. (voeding) vlees; spierweefsel van dieren dat opgegeten kan worden als onderdeel van de voeding


Afrikaans

Uitspraak
  • geluid 
enkelvoud meervoud
naamwoord vleis -

Zelfstandig naamwoord

vleis

  1. vlees
  1. «Die manskappe is van groente, vleis en melk voorsien.»
    De manschappen zijn van groente, vlees en melk voorzien.


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

vleis

  1. (voeding) vlees; spierweefsel van dieren dat opgegeten kan worden als onderdeel van de voeding
Schrijfwijzen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.