virologie
Nederlands
![](../I/m/6136_PHIL_scientists_PPE_Ebola_outbreak_1995.jpg)
virologisch veldwerk tijdens ebola epidemie
Woordafbreking
- vi·ro·lo·gie
Zelfstandig naamwoord
virologie v [2]
- Door hun onderzoek weten de onderzoekers nu ook waarom eerdere vaccins niet goed werken: de eiwitten die daarin zitten, hebben niet dezelfde structuur als het envelopeiwit dat om het hiv-virus zit. „Daardoor worden antistoffen opgewekt tegen de verkeerde onderdelen van het envelopeiwit”, legt viroloog Rogier Sanders van het laboratorium voor Experimentele Virologie van het AMC uit.[3]
- Volgens de hoogleraar klinische virologie zijn gezondheidswerkers in Nederland voldoende voorbereid en alert om de goede vragen te stellen en om ebola op die manier snel op te sporen, en zullen ebolagevallen in Nederland dus niet snel gemist worden.[4]
Gangbaarheid
- Het woord virologie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'virologie' herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- virologie op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf 19 jun. 2015
- de Telegraaf 20 okt. 2014
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.