virginaal
![](../I/m/MIM_Virginal_CN2217.jpg)
Een virginaal
Nederlands
Woordafbreking
- vir·gi·naal
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘maagdelijk’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
- afgeleid van het Latijnse virgo (maagd, meisje) met het achtervoegsel -aal [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | virginaal | virginalen |
verkleinwoord | virginaaltje | virginaaltjes |
Zelfstandig naamwoord
virginaal o [3]
- (muziekinstrument) een toetsinstrument waarbij de haaks op het toetsenbord geplaatste snaren, worden getokkeld.
- De doosvormige klavechord en virginaal lijken sterk op elkaar.
Vertalingen
1. toetsinstrument
stellend | |
---|---|
onverbogen | virginaal |
verbogen | virginale |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord
Gangbaarheid
- Het woord virginaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'virginaal' herkend door:
44 % | van de Nederlanders; |
49 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "virginaal" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- virginaal op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.