vingeren
Nederlands
Woordafbreking
- vin·ge·ren
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vingeren [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vingeren |
vingerde |
gevingerd |
zwak -d | volledig |
- (seksualiteit) met de hand bevredigen van een vrouw
- "De bak in met die oplichter", hoorde ik toen veel mensen zeggen en die wisten nog niet dat hij in de donkere gangen van zijn paleis ook nog eens vrouwen ongevraagd trachtte te vingeren.[4]
- Porno waar je ook wat van kunt leren – bestaat dat? Natuurlijk, wanneer je een willekeurige film op Xtube of Porntube bekijkt, ontdek je wellicht iets nieuws: penissen groter dan colaflesjes, vrouwen die zichzelf kunnen vingeren met vlijmscherpe nepnagels zonder zichzelf te besnijden of een innovatieve manier om de pizzakoerier te betalen. [5]
Vertalingen
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
Zelfstandig naamwoord
vingeren mv
- Die vuist wordt slechts afgewisseld door een zalvende, zegenende hand, of door vingeren, welke confetti lijken te strooien. [6]
Gangbaarheid
- Het woord vingeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vingeren' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Y. van ’t Hek 28 oktober 2016
- NRC J. Hoek & R. de Greef 6 juni 2015
- Vermeulen, M. "Dirigenten" (15 oktober 1955) in: Vermeulen, M. (eds. O. Vermeulen & T. Braas Bijdragen aan De Groene Amsterdammer (juni 1946-juli 1956) (2017) op website: dbnl.org; geraadpleegd 2019-04-21
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.