verprutsen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·prut·sen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verprutsen
verprutste
verprutst
zwak -t volledig

Werkwoord

verprutsen

  1. iets waardeloos maken, iets verknoeien, verpesten
    • De vlek verprutste de mooie trouwjurk en daarmee ook de hele bruiloft. 
  1. niet nuttig gebruiken
    • Hij verprutste zijn tijd, geld en moeite door maar te blijven werken aan de onmogelijke uitvinding. 

Gangbaarheid

  • Het woord verprutsen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.