vermissing
Nederlands
Woordafbreking
- ver·mis·sing
Zelfstandig naamwoord
vermissing v [1]
- het verontrustend onvindbaar zijn van meestal een persoon, of anders een zaak
- Faber verdween eind september na een fietstocht. Het lichaam van de 25-jarige studente werd na een vermissing van bijna twee weken op 12 oktober vorig jaar in Zeewolde gevonden. P. zat op dat moment vast in een kliniek in Den Dolder voor verschillende zeden- en geweldsdelicten in 2010. Omdat hij aan het einde van zijn straf zat, mocht hij onder voorwaarden naar buiten.[2]
- Het Team Grootschalige Opsporing, dat met twintig rechercheurs aan de zaak werkt, heeft inmiddels honderd tips binnengekregen over de dood van de tiener. De politie is met name geïnteresseerd in vissers die tussen de vermissing van Orlando op 18 februari en de vondst van het lichaam op maandag 26 februari op of rond het water van de Ypenburgse plas iets hebben gezien.[3]
Gangbaarheid
- Het woord vermissing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vermissing' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
61 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf 23 maart 2018 Michael P. betrokken bij geweldsincident
- de Telegraaf MARIEKE VAN ESSEN 20 mrt. 2018 Vissersboot mogelijk tóch cruciaal in zaak-Orlando
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.