venijn

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ve·nijn
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘boosaardigheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1301 [1]
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gif’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1220 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord venijn
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

venijn o

  1. kwaadaardigheid, laster, vergift, moeilijkheid
    • Het venijn zit hem in de details. 
    • In dit boek zat veel venijn naar de vorige regering. 

Gangbaarheid

  • Het woord venijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.