vaarde
Nederlands
Woordafbreking
- vaar·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
varen |
vaarde
- enkelvoud verleden tijd van varen
- Ik vaarde.
- Jij vaarde.
- Hij, zij, het vaarde.
- Ik vaarde.
- Zaterdag 22 juli hoorde ik op de radionieuwsdienst van 10.00 uur: ‘In Zeeland heeft de politie een man aangehouden die nog een boete had openstaan van 600.000 euro. Aanleiding tot de aanhouding: hij vaarde te snel.’ ‘Vaarde!’ Nog even en we hebben ook al geen sterke werkwoorden meer. [1]
- Reeds voor de zon in 't oosten blonk,
Was Jacob aan de reê,
En zong een vrolijk deuntjen op
En vaarde diep in zee. [2]
- Reeds voor de zon in 't oosten blonk,
- Zyn schip lag op de reê,
Zoo vaarde hy in zee. [3]
- Zyn schip lag op de reê,
Synoniemen
- voer (gangbare vorm)
Opmerkingen
- Als verleden tijd van varen in de betekenis "voortbewegen (over water)" is vaarde in het Middelnederlands al aangetroffen, maar voer is altijd meer gangbaar geweest[4]. Van Dale's Groot Woordenboek van de Nederlandse Taal[5] en het Groene Boekje[6] vermelden alleen voer, maar andere bronnen als de Algemene Nederlandse Spraakkunst[7], Taaladvies van de Nederlandse Taalunie[8] en Onze Taal[9] geven aan dat vaarde soms ook voorkomt.
Werkwoord
vaarde
- enkelvoud verleden tijd van varen (onpersoonlijk): "niet meevallen"
- En dichten? Voor wie, voor wat zou hij nu gaan dichten? Uit de wereld waarin hij leefde, kwamen niet meer die aandrang en nood. Het vaarde hem al te zeer; de eerste, dikke waterstraal uit de bronne was uitgeloopen, en weinig versch water uit den schoot der aarde kwam toe om haar te voeden. [10]
Verwijzingen
- citaat Onze Taal in Doderer, F. "Taalergernissen en hun taalergeraars" in: Voortgang. jrg. 29 (2011) Stichting Neerlandistiek VU, Amsterdam; ISBN 978-90-8880-020-7; p. 242; geraadpleegd 2018-01-24
- Kerckhoven, P.F. van "De vischer." in: Volledige werken. Deel 13. (1873) L. de Cort, Antwerpen; p. 136; geraadpleegd 2018-01-24
- "Minne-Lied, waarin de kragt der Liefde op 't schoonst word afgemaald." in: Een geheel nieuw liedeboek van het roosje. (1796) J. Phil. de Lange, Deventer; p.11; geraadpleegd 2018-01-24
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Boon, C.A. den & R. Hendrickx (red.) Van Dale: Groot woordenboek van de Nederlandse taal (driedelig) 15e druk (2015) Van Dale Uitgevers Utrecht/Antwerpen; ISBN 9789460772221; p. 4197
- varen op woordenlijst.org
- Haeseryn, W. e.a. "2·3·5·3·i·1 Twee verschillende klinkers" onder h, in: Algemene Nederlandse Spraakkunst (1997) op website: ans.ruhosting.nl
- Werkwoorden met een zwakke en een sterke vervoeging (algemeen), tabel onder 1.2 op website: taaladvies.nl
- Sterke werkwoorden op website: OnzeTaal.nl
- Walgrave, A. "Guido Gezelle's dichtwerk van 1861 tot 1891" vervolg en slot, in: Dietsche Warande en Belfort. deel 1 (1909) J.E. Buschmann, Antwerpen; p. 148; geraadpleegd 2018-01-24
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.