urinaal
Nederlands
Woordafbreking
- uri·naal
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het me Latijn, in de betekenis van ‘pisglas’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1521 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | urinaal | urinalen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
urinaal o
- gelegenheid voor heren die zich van hun urine wensen te ontlasten
- voorwerp, meestal van glas waarin urine kan worden gedeponeerd
Gangbaarheid
- Het woord urinaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'urinaal' herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.