uniformeren
Nederlands
Woordafbreking
- uni·for·me·ren
Werkwoord
uniformeren [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uniformeren |
uniformeerde |
geüniformeerd |
zwak -d | volledig |
- aan elkaar gelijk maken; eenvormig maken
- Zo is er in de mondzorg het streven om volgend jaar papierloos te werken. Nu wordt er nog veel gewerkt met papieren formulieren. Dat geldt vooral in de langdurige zorg. In de paramedische sector is afgesproken dat zorgverzekeraars hun werkwijze zoveel mogelijk uniformeren. [3]
Gangbaarheid
- Het woord uniformeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- uniformeren op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- De Telegraaf 25 mei 2016 Afspraken over minder rompslomp in zorg
- De Telegraaf ALEXANDER SASSEN VAN ELSLOO 12 aug. 2016 Nobelprijswinnaar begrijpt euro niet
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.