unfair
Nederlands
Woordafbreking
- un·fair
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘onsportief’ voor het eerst aangetroffen in 1887 [1]
- van het Engels (van un en fair) [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | unfair | unfairder | unfairst |
verbogen | unfaire | unfairdere | unfairste |
partitief | unfairs | unfairders | - |
Gangbaarheid
- Het woord unfair staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'unfair' herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.