uittreding
Nederlands
Woordafbreking
- uit·tre·ding
Zelfstandig naamwoord
uittreding v [1]
- het ergens uitstappen of uittreden / het opzeggen van je lidmaatschap
- Het Brits parlement heeft premier Theresa May een nederlaag bezorgd door in te stemmen met een aanpassing van haar blauwdruk voor de uittreding uit de Europese Unie. Dat besluit kan de brexit nog gecompliceerder maken.[2]
- met pensioen gaan
- parapsychologie: het buiten het eigen lichaam gaan
Synoniemen
- [2] ontslagneming, pensionering, rustgeld
- [3] bijna-dood-ervaring
Afgeleide begrippen
- uittredingsrecht, uittredingsregeling, uittredingsvergoeding
Gangbaarheid
- Het woord uittreding staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'uittreding' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia Haytze Teerink 13-DECEMBER-2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.