uitpuilen
Nederlands
Woordafbreking
- uit·pui·len
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van uit en puilen
Werkwoord
uitpuilen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitpuilen |
puilde uit |
uitgepuild |
zwak -d | volledig |
- bol naar buiten steken en zo zichtbaar worden
- De ogen van de schildklier patiënt puilden uit.
Gangbaarheid
- Het woord uitpuilen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'uitpuilen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.