uitloten
Nederlands
Woordafbreking
- uit·lo·ten
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van uit en loten
Werkwoord
uitloten [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitloten |
lootte uit |
uitgeloot |
zwak -t | volledig |
- getrokken worden bij een loterij
- In de 116e maandelijkse uitloting van de door het Nederlands Kankerinstituut (NKI) uitgegeven premie-obligatielening is de obligatie met nummer 115192 uitgeloot. Op deze obligatie wordt een premie van een miljoen gulden uitgekeerd. [2]
- niet getrokken worden bij een loterij
- Al die methoden zijn een antwoord op hetzelfde probleem: populaire scholen in Amsterdam hebben al jaren niet genoeg plek om aan de vraag te voldoen. Daarom worden de plaatsen verloot. Voorheen gebeurde dat op de klassieke manier: elke leerling gaf één school op. Uitloten was pech - dan moest je naar een van de minder geliefde scholen waar nog plek was. Dat overkwam jaarlijks zo’n zeshonderd van de 7.500 achtstegroepers. [3]
Gangbaarheid
- Het woord uitloten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'uitloten' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC 31 januari 1998
- NRC Mirjam Remie 18 maart 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.