uitkuisen
Nederlands
Woordafbreking
- uit·kui·sen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitkuisen |
kuiste uit |
uitgekuist |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
uitkuisen
- de binnenkant schoonmaken (van een kast, kachel, ketel, ton, stal)
- Ze wilde de stoof nog even uitkuisen zodat ze goed zou branden.
- de tenen van een paard uitkuisen (verzorgen)
- zijn uiterste best (moeten) doen
- De wielrenners zullen met dit weer hun tenen mogen uitkuisen
- opschonen, ontdoen van verouderde of niet relevante gegevens (bestand, archief, dossier, lijst, verzameling)
- Deze databank/dit dossier moet dringend eens uitgekuist worden
Gangbaarheid
- Het woord uitkuisen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'uitkuisen' herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.