uitgroeien
Nederlands
Woordafbreking
- uit·groei·en
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van uit bw en groeien ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitgroeien |
groeide uit |
uitgegroeid |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
uitgroeien
- ergatief geleidelijk groter worden, zich ontwikkelen tot iets
- Het eenmanswinkeltje is nu uitgegroeid tot een winkelketen.
- ergatief ophouden met in de groei zijn
- Die operatie heeft pas zin als je uitgegroeid bent.
Gangbaarheid
- Het woord uitgroeien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'uitgroeien' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.