uitgeteld

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·ge·teld
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uittellen

uitgeteld

  1. voltooid deelwoord van uittellen
stellend
onverbogen uitgeteld
verbogen uitgetelde

Bijvoeglijk naamwoord

uitgeteld

  1. van een vrouw dat ze zwanger is
    • Voor u ligt het laatste loodje. Ik ben uitgeteld, afgemat, opgeblazen en voor een week of zes even helemaal uitgeschreven. Reden: ik ben zwanger, en op het moment van schrijven - dank voor de felicitaties - heb ik nog precies tien dagen op de teller.[1] 
  1. helemaal uitgeput en tot niets meer instaat

Verwijzingen

  1. Volkskrant Eva Hoeke 25 maart 2017

Gangbaarheid

  • Het woord uitgeteld staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.