uitgeteld
Nederlands
Woordafbreking
- uit·ge·teld
Woordherkomst en -opbouw
- vervoeging van uittellen: voltooid deelwoord, op te vatten als samenstelling van uit bw en geteld ww
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uittellen |
uitgeteld
- voltooid deelwoord van uittellen
stellend | |
---|---|
onverbogen | uitgeteld |
verbogen | uitgetelde |
Bijvoeglijk naamwoord
uitgeteld
- van een vrouw dat ze zwanger is
- Voor u ligt het laatste loodje. Ik ben uitgeteld, afgemat, opgeblazen en voor een week of zes even helemaal uitgeschreven. Reden: ik ben zwanger, en op het moment van schrijven - dank voor de felicitaties - heb ik nog precies tien dagen op de teller.[1]
- helemaal uitgeput en tot niets meer instaat
Verwijzingen
- Volkskrant Eva Hoeke 25 maart 2017
Gangbaarheid
- Het woord uitgeteld staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'uitgeteld' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.