uiterste
Nederlands
Woordafbreking
- ui·ter·ste
Woordherkomst en -opbouw
Bijvoeglijk naamwoord
uiterste
- verbogen vorm van de stellende trap van uiterst
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | uiterste | uitersten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
uiterste
- datgene wat (tot) het verste gaat
- Hij ging tot het uiterste en won op het nippertje.
Gangbaarheid
- Het woord uiterste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'uiterste' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.