uitbetalen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·be·ta·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitbetalen
betaalde uit
uitbetaald
zwak -d volledig

Werkwoord

uitbetalen

  1. ditransitief geld geven om de kosten te voldoen
    • Ze hebben zijn salaris net op het juiste moment uitbetaald. 

Gangbaarheid

  • Het woord uitbetalen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.