tweeënhalf
Nederlands
Woordafbreking
- tweeën·half, twee·en·half
Hoofdtelwoord
tweeënhalf
- (breukgetal) de breuk 2½; twee en een half
- Hij is na tweeënhalf jaar gestopt.
- Ik ben tweeënhalve kilo aangekomen.
Verwante begrippen
Breukgetallen in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
half • anderhalf • tweeënhalf • drieënhalf • vierenhalf • vijfenhalf • zesenhalf • zevenenhalf • achtenhalf • negenenhalf |
Gangbaarheid
- Het woord tweeënhalf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.