tweehonderdenveertig

Nederlands

0240
tweehonderdenveertig,
op een abacus
Uitspraak
Woordafbreking
  • twee·hon·derd·en·veer·tig
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

tweehonderdenveertig

  1. "240", langere vorm van tweehonderdveertig, tweehonderd plus veertig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De inzameling heeft tweehonderdenveertig euro en vijftig cent opgebracht. 
    1. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • De hoofdprijs van de verloting valt op lot tweehonderdenveertig. 
Synoniemen
  • tweehonderdveertig (deze kortere vorm is de gangbare vorm, het langere "tweehonderdenveertig" wordt zelden gebruikt)[1][2]
Afgeleide begrippen

rangtelwoord

  • tweehonderdenveertigste

hooftelwoord samengesteld met "tweehonderdenveertig" ht als linkerdeel

  • tweehonderdenveertigduizend

Gangbaarheid

  • Het woord 'tweehonderdenveertig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.