tuf
Nederlands
Werkwoord
vervoeging van |
---|
tuffen |
tuf
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tuffen
- Ik tuf.
- gebiedende wijs van tuffen
- Tuf!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tuffen
- Tuf je?
Gangbaarheid
- Het woord tuf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tuf' herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.