tuffen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tuf·fen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘geluid tuftuf maken’ voor het eerst aangetroffen in 1905 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
tuffen
tufte
getuft
zwak -t volledig

Werkwoord

tuffen

  1. onovergankelijk (van voertuigen) zich rustig voortbewegen [3]
  2. onovergankelijk spugen [4]
Afgeleide begrippen
  • getuf, tuftuf

Gangbaarheid

  • Het woord tuffen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
82 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.