tuberculeus
Nederlands
Woordafbreking
- tu·ber·cu·leus
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘van de aard van tuberculose’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1840 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | tuberculeus | tuberculeuzer | tuberculeust |
verbogen | tuberculeuze | tuberculeuzere | tuberculeuste |
partitief | tuberculeus | tuberculeuzers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
tuberculeus
- (medisch) met betrekking tot tuberculose
- Een ontsteking aan het baarmoederslijmvlies ten gevolge van een tuberculeuze infectie heet tuberculeuze endometritis.[2]
Gangbaarheid
- Het woord tuberculeus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tuberculeus' herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
69 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.