trocheus

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tro·che·us
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘versvoet (lang-kort)’ voor het eerst aangetroffen in 1734 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord trocheus trocheeën
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

trocheus m [3]

  1. (letterkunde) versvoet van een beklemtoonde lettergreep, gevold door een onbeklemtoonde
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord trocheus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
21 %van de Nederlanders;
25 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.