transiënt

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tran·si·ent
Woordherkomst en -opbouw
  • Van het Latijnse transire (overgaan, passeren)
enkelvoud meervoud
naamwoord transiënt transiënten
verkleinwoord transiëntje transiëntjes

Zelfstandig naamwoord

transiënt m

  1. (techniek) verstoring in de warmtehuishouding van een installatie
    • Het blijkt dat de vermogensfluctuaties groot zijn maar dat de gastemperatuur vrijwel constant blijft na een initiële transiënt.[1] 
Vertalingen
stellend
onverbogen transiënt
verbogen transiënte

Bijvoeglijk naamwoord

transiënt

  1. van voorbijgaande aard
    • Transiënte verschijnselen. 

Gangbaarheid

  • Het woord 'transiënt' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
52 %van de Nederlanders;
50 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.