traineren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trai·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘op de lange baan schuiven’ voor het eerst aangetroffen in 1574 [1]
  • afgeleid van het Franse trainer of traîner (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
traineren
traineerde
getraineerd
zwak -d volledig

Werkwoord

traineren [3] [4]

  1. overgankelijk op de lange baan schuiven
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord traineren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
85 %van de Nederlanders;
52 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.