tors
Nederlands
![](../I/m/Bust_(PSF).jpg)
tors
Woordafbreking
- tors
Werkwoord
vervoeging van |
---|
torsen |
tors
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van torsen
- Ik tors.
- gebiedende wijs van torsen
- Tors!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van torsen
- Tors je?
Gangbaarheid
- Het woord tors staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tors' herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.