tombe
Nederlands
Woordafbreking
- tom·be
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘praalgraf’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tombe | tomben tombes |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
tombe v/m
- (bouwkunde) een bouwwerk dat bedoeld is een dode te huisvesten
- Hij bezocht de tombe van Napoleon in Parijs.
Gangbaarheid
- Het woord tombe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tombe' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.