toesnellen

Nederlands

Uitspraak

Geluid: toesnellen (hulp, bestand)
IPA: /'tusnɛlə(n)/

Woordafbreking

toe·snel·len

Woordherkomst en -opbouw

samenstelling van toe bw en snellen ww

Werkwoord

toesnellen [1]

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
toesnellen	snelde toe	toegesneld
zwak -d	volledig

met grote snelheid naar iets of iemand toe gaan

- Even later mocht Kis vanuit buitenspel op Bertrams afstormen. Keeper, paal en de toesnellende Neven voorkwamen onheil. Riga gooide Mboyo nog in de strijd en die mocht vanuit buitenspel in de toegevoegde tijd scoren.[2]

- Dat vrouwen eerder naar een ziek kind toesnellen, is deels verankerd in de traditionele vrouwelijke identiteit. Vanochtend werd bekend dat vrouwen zich vaker ziek melden dan hun mannelijke collega’s. Vrouwen blijven zelfs drieënhalf keer zo vaak thuis voor een ziek kind dan de man.[3]

Synoniemen

toeschieten, toevliegen

Gangbaarheid

Het woord toesnellen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'toesnellen' herkend door:

98 %	van de Nederlanders;
96 %	van de Vlamingen.

Verwijzingen

Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
de Standaard 03/02/2017 door Piet Dingens
Tubantia Priscilla van Agteren 17-OKTOBER-2017

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.