teweeg
Nederlands
Woordafbreking
- te·weeg
Woordherkomst en -opbouw
- onstaan uit de samenkoppeling te bw wege zn "op weg"; een oude datief waarvan de uitgang -e weer is afgesleten [1]
Bijwoord
teweeg
- bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord op gang, in beweging (als onderdeel van: teweegbrengen)
- op weg, op het punt, van plan
- ‘Zoe-je, nondedzju! nog durve sloan mee ouë stok?’ riep ik hem, en 'k was teweeg om d'r hem nog wa schuppen bij te geen, moar ze pakten mij mee drijen vaste en brachten mij bij den directeur... (weergave uitspraak in spreektaal)[2]
Synoniemen
- [2] tewege
Opmerkingen
- De tweede betekenis, waarin het woord niet als deel van "teweegbrengen" wordt gebruikt, komt alleen in Vlaanderen voor.
Gangbaarheid
- Het woord 'teweeg' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'teweeg' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.