terroriseren
Nederlands
Woordafbreking
- ter·ro·ri·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘terreur uitoefenen’ voor het eerst aangetroffen in 1865 [1]
- afgeleid van het Franse terroriser (met het achtervoegsel -iseren) [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
terroriseren |
terroriseerde |
geterroriseerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
terroriseren
- overgankelijk in de greep van angst houden, terreur uitoefenen
- De groep jongeren terroriseert de buurt al enige tijd.
- Milities terroriseren de lokale bevolking.
Verwante begrippen
Vertalingen
1. in de greep van angst houden, terreur uitoefenen
Gangbaarheid
- Het woord terroriseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'terroriseren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.