terp
Nederlands
Woordafbreking
- terp
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Fries, in de betekenis van ‘heuvel’ voor het eerst aangetroffen in 1597 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | terp | terpen |
verkleinwoord | terpje | terpjes |
Zelfstandig naamwoord
terp m [3]
- oude vluchtheuvel in Friesland als wijkplaats in dijkloos land in geval van hoog water
Gangbaarheid
- Het woord terp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'terp' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
51 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.